Fris je nautische kennis op!
Margreet Cromjongh heeft haar eigen vaarschool waar nautische cursussen worden gegeven.
Ze ontwikkeld cursusmateriaal zelf, schrijft artikelen voor watersportbladen en adviseer derden.
Margreet stelt 8 weken een Vaarbewijsvraag. Weet jij het antwoord?
Vraag 3:
Hier is de derde vraag. Hieronder geef ik het antwoord en uitleg. Succes!
Beste, lieve VAB-vrouwen,
Hierbij de 3e vaarbewijs-vraag.
Deze keer een voorrangs-vraag. Het is een vraag die veel punten waard is op het examen. Wat denk jij?
Hieronder zie je in dit bericht het antwoord.
De situatie:
Vraag 4:
Er is een vernauwing in het vaarwater. Eén schip kan rechtstreeks doorvaren, het andere schip moet wachten.
Er staat geen stroom. De motorboot houdt zoveel mogelijk stuurboordzijde van het vaarwater aan.
De roeiboot heeft het obstakel aan zijn kant.
Wie moet voorrang verlenen?
Het goede antwoord is:
Het lijkt een makkelijke vraag, maar dat is het zeker niet.
De oplossing:
De motorboot moet voorrang verlenen.
De roeiboot mag eerst door de engte (vernauwing) varen.
De uitleg:
De regel bij een engte is:
Als er geen stroom staat (zoals in dit voorbeeld) moet een schip dat ‘lager’ in voorrang staat voorrang verlenen aan een schip dat ‘hoger’ in voorrang staat.
Het maakt daarbij niet uit aan welke kant het obstakel of vernauwing is.
Dat betekent dat een motorboot voorrang verleent aan een spierkracht voortbewogen schip.
Als beide schepen roeiboten of motorboten zouden zijn, dan moet diegene met het obstakel aan zijn kant wel voorrang verlenen.
Met een zeilboot is het net even anders.
Is de zeilboot niet bezeild (moet de schipper laveren om door de engte heen te komen, moet dat schip aan iedereen voorrang verlenen.
Wil je het nalezen: in artikel 6.07 BPR staat dit allemaal.
Dat was het weer voor nu.
Tot volgende week!